Beoordeling:
In de inleiding van deze dichtbundel, De 100 beste gedichten van 2018 voor de VSB Poëzieprijs, wordt aangegeven dat de “Poëzie in nood” verkeert. Maar de poëtische wereld is zich niet goed bewust van het probleem. Dat maakt deze bundel ook wel duidelijk en daarom ook dat dit een prima bundel is voor de tijd waarin hij verschijnt.
Het probleem is volgens mij dat de poëzie veel te veel in zichzelf is gekeerd. Poëzie is een autonome wereld, gericht op de eigen vormentaal en te weinig gericht op de lezer, de wereld of de inhoud. Om terug te grijpen op een bekende polemiek uit de literaire wereld van de twintigste eeuw: te veel vorm, te weinig vent.
De winnaar van de VSB Poëzieprijs past wat dat betreft prima in het huidige poëtische klimaat. Een voorbeeld:
weet je dan niet
waarvan je vehikel bent,
zo diep in mijn cultuurgenoom
verankerd, dat het mijn ratio omzeilt
en in mijn lichaam haakt
dat ik hier na het ziekenhuis-
bezoek te ruste heb gelegd.
Ik wil jou niet in mijn betekenis-
geneigde brein, dat moet geloven
dat ze thuiskomt, dat ze
net zo onsymbolisch blijft
als jij voor mij moet zijn.
De poëzie van Baars is in zichzelf gekeerd, heeft geen enkele relatie met de werkelijkheid buiten de poëzie, heeft metaforen en onafgemaakte zinnen die nauwelijks enige inhoud lijken te hebben. Poëzie die zwelgt in de eigen navel.
De poëzie kan pas uit de nood komen, wanneer de dichters en allen om hen heen zich realiseren dat poëzie een rol kan of moet hebben in de maatschappij om niet weg te kwijnen in het hoekje der vergetelheid, obscuriteit of elitarisme.