“Ik kan niet gelooven in een God, dat is mij te oppervlakkig. We zijn een deel van een groot Wezen dat we samen vormen en dat we in ons hebben. De een heeft meer kracht dan de ander. We zijn allemaal anders en toch allemaal hetzelfde. De een is begaafd, de ander onbegaafd en toch zijn we allen menschen. Er zijn misdadigers, moordenaars, Christenen, joden, heidenen, Mohammedanen, Chineezen, japanners, Maleiers, Katholieken, en Protestanten, enz. enz. Zouden daarvan maar enkelen zijn die het wisten? We hebben een Bijbel, een prachtig boek, maar de Chineezen hebben ook een Godsdienst, en ze hebben toch ook gelijk volgens hen. Allen zijn we immers anders, geen een denkt hetzelfde. Allen wenschen we te weten en we weten niets. Er is maar één ding dat waar is en dat is een plicht . . . . We moeten als het ware een instinct volgen, dat ons den goeden weg wijst . . . . Als je dat doet dan doe je goed en of je er een naam aan geeft of niet, Roomsch of Protestant, wat doet het er toe als het maar waarheid is.”
Uit: Frederik van Eeden, Pauls ontwaken, blz. 38-39
Ook 76 bovenaan