Naar aanleiding van Dichtwerken van Nicolaas Beets wil ik in deze column het probleem-Beets eens bespreken. Ook ik vraag mij namelijk af of dit wel een echt probleem is.
Het probleem is door de literatuurhistorici van de 20e eeuw benoemd. K. Heeroma omschreef het als de vraag ’Hoe […] het mogelijk [is] dat iemand op zijn zesentwintigste een geniaal boek schrijft en daarna zestig jaar lang zich zonder protest een leven van gekroonde onbenulligheid kan laten welgevallen?’ Oftewel, waarom kan iemand die de Camera Obscura schreef, zich daarna verlagen tot een burgertrut die alleen maar keurige domineespoëzie schreef? Maar zegt deze vraag niet meer over de onderzoeker of de toenmalige literaire bril dan over Nicolaas Beets.
De studietijd is voor veel 19e-eeuwers een periode in hun leven waarin zij experimenteren, zowel literair als anderszins. En is dat voor ons zoveel anders? Ikzelf heb mij in mijn studietijd met zeer veel verschillende zaken beziggehouden: een alternatieve culturele studentenvereniging, een poëziefestival, het schrijven van teksten, het oprichten van een dansvereniging, werken bij diverse werkgevers, een studie en activiteiten in de politiek. En veel daarvan doe ik nu niet meer: ik heb keuzes gemaakt en doe dat wat bij mij past. Bovendien geldt tegenwoordig voor veel studenten dat zij hun Facebook-, Twitter- en andere accounts schoonvegen zodra zij afgestudeerd zijn, uit angst voor de nieuwe baas.
Wij zijn op al deze vlakken niet anders dan de 19e-eeuwse student. Ook die experimenteerde in zijn studententijd, zoals Beets dat met zijn interesse in Byron deed. Twee andere voorbeelden sluiten hierbij aan. Van Eliza Laurillard weet ik uit mijn onderzoek voor mij bachlorscriptie dat hij al zijn schrijfwerk uit zijn studietijd heeft verbrand, om met een schone lei (om het in mijn eigen woorden te zeggen) te beginnen.
Een nog veel duidelijker voorbeeld is De lotgevallen van Klaasje Zevenster, de tegelijk populaire als verguisde roman van Jacob van Lennep. Het is een beetje The hangover van de negentiende eeuw. Tijdens hun studietijd vinden enkele vrienden een vondeling die ze samen groot zullen brengen. Wanneer na hun studie echter elk zijn eigen beslommeringen heeft, is het de vraag wie de zorg voor Klaasje op zich wil, kan en moet blijven nemen. Een experiment met verstrekkende gevolgen in het daaropvolgende burgerlijke leven van de mannen.
Zo heeft Beets zijn (geslaagde) experiment Camera Obscura ook bezien. Een overblijfsel uit zijn studententijd, toen niet wetende wat voor nasleep dit werk zou hebben. De kater voor later. Maar is dit een probleem? Nee, het biedt juist mogelijkheden voor literair onderzoek.
Ten eerste zou eens uitgebreid onderzocht moeten worden of dit een niet veel meer voorkomend fenomeen is: een student die na zijn studie de experimenten uit deze tussenfase tussen jeugd en verantwoorde volwassenheid achter zich laat.
Daarnaast zou het probleem-Beets nu eens niet inhoudelijk moeten worden benaderd. Er zijn inhoudelijke verschillen, maar is de stijl van Beets nu zoveel veranderd na zijn studietijd? Analyseer de vorm van zijn werk van tijdens en na zijn studietijd op woord-, zins-, kortom, taalniveau. Wellicht vinden we dan meer overeenkomsten dan verschillen.