Wat wij terugvinden heeft geen naam geen vorm geen inhoud. Er zijn geen tegenstellingen meer noch in elkaar overvloeiende kleuren.
Portretten zijn in hun lijsten opgelost, schilderijen verbleekten en landschappen waren fata morganaas.
Deuren vallen uit zichzelf dicht, het ene grote hart houdt op te kloppen, de wind is gaan liggen en de duisternis is niet meer te achterhalen.
Voorwerploos draait de aarde verder en vervolgt haar voorgeschreven loop.
Er is niets meer te zeggen, in geen enkele taal.
Geen gebaar meer dat voor zichzelf spreekt, geen blik boekdelen verstandhouding knipoog of stilzwijgende overeenkomst.
Weg en weg als levenloze nee dode nee onbestaande misschien geuren die verwaaien in de koelte die de enige beweging is.
Elk woord te veel, elke stilte geladen, elk werk onvoleindigd en alles voor niets ja. Of voor niets.
Uit: Simon Vinkenoog, Zolang te water (p. 87)