Marcellus Emants is bekend geworden met één van de bijzonderste openingszinnen uit de Nederlandse literatuur: “Mijn vrouw is dood en al begraven.” Hij was een typische naturalist en ook in zijn novelle Fanny is dat duidelijk te zien. Fanny is een typische vrouw uit het fin-de-siècle: fragiel, ziekelijk, emotioneel instabiel.
Waar ik bij schrijvers als Frederik van Eeden met Van de koele meren des doods en Louis Couperus’ Eline Vere, die min of meer in dezelfde tijd hetzelfde soort dames ten tonele voeren, al snel afhaak, blijf ik bij Emants geboeid. Dat komt niet door het spannende verhaal, maar door de manier van schrijven van Emants. Deze is veel krachtiger, minder uitgesponnen dan bij Couperus of Van Eeden, waardoor je als moderne lezer langer geboeid blijft. Een voorbeeld van een mooie zin in het boek, maakt dat duidelijk.