Als ik het omgekeerde van mezelf was:
op weg nergens heen,
meteen in slaap vallend als ik ging liggen,
altijd blij en tevreden,
nooit trek in honing,
nooit dromend van de rivier, de wilg, de pluimen van het riet,
het glinsteren van de golven,
zou ik dan wijs zijn en verstandig
of juist dom en kortzichtig,
en zou ik me dan nooit iets afvragen
en me niet kunnen voorstellen
dat ik het omgekeerde was van mezelf?
Ik ben op weg naar de verte,
ik lig op mijn rug in het zand
en kijk naar de sterren,
ik ben mezelf –
dat zou ik dan dus niet zijn