Lodewijk, een arme edelman, keert samen met Jan, een verlopen soldaat, terug naar zijn geboortestad Utrecht om zijn familie te zoeken. Lodewijk heeft op de Maliebaan een meisje, Charlotte, gezien, waar hij verliefd op is geworden. Lodewijk en Charlotte zijn van plan te trouwen, maar Charlotte is eigenlijk ook maar arm. Men probeert de andere partij ervan te overtuigen dat zij rijke aanzienlijke burgers zijn. Dit gaat goed, tot Karel, Charlottes broer thuiskomt. Deze ziet Jan en hij herkent hem als een van zijn gedeserteerde soldaten, die er zes maanden geleden met zijn beste paard vandoor ging. Het bedrog komt uit en Lodewijk blijkt de zwager van Karel. Jan wordt vrijgelaten en Karel is kapitein, dus die kan Lodewijk wel aan een officiersplaats helpen als ze naar Brussel gaan, zodat hij later met Charlotte kan trouwen. Hij vraagt Jan de waard en de ingehuurde lakeien te betalen en al hun spullen naar het huis te halen, maar Jan gaat er met het geld vandoor…
Zelfs ruim 200 jaar na dato is Het wederzijds huwelijksbedrog een vermakelijk blijspel dat ook nu nog heel goed opgevoerd zou kunnen worden. Niet alle grappen zijn nog steeds even grappig en het tempo in sommige scènes ligt wat laag, maar het is zeker een stuk dat de tand des tijds heeft doorstaan!