De in retrospectief wrange woorden van Joost Zwagerman in Roeshoofd Hemelt (p. 16)
wie lijkt verstikking een prettig gevoel
wie knoopt zelfs zijn schoenveter tot een strop
wie kiest er voor de elektrische stoel
wie loopt de zee in en duikt nooit meer op
wie hunkert naar de aanstormende trein
wie danst op het dak van de torenflat
wie druppelt arsenicum in zijn wijn
wie heeft de gaskraan al opengezet
ik bid voor het volmaakte zelfverlies
het herhaald gebed blijft onverhoord
ik weet niet welke manier ik verkies
uit zoveel verlokkingen van zelfmoord
ik denk dat ik mij voorlopig invries
en wacht tot god zich verhangt aan zijn woord