Naar aanleiding van mijn boekbespreking van “Tussen ideaal en illusie“, het proefschrift van Menno van der Land wil ik in deze column een aantal zaken over D66 als politieke partij anno nu bespreken. D66 heeft de afgelopen jaren namelijk een aantal bijzondere ontwikkelingen in zijn geschiedenis doorgemaakt die D66 tot een bijzondere partij maken.
In 2006, het jaar van het veertigjarig bestaan, maakte D66 het grootste dieptepunt mee in zijn bestaan. Na de val van het kabinet Balkenende II keerden kiezers D66 massaal de rug toe en stond de partij in de peilingen op nul zetels. Er werd openlijk getwijfeld aan het voortbestaan van D66, zelfs Hans van Mierlo twijfelde. Dat D66 uiteindelijk toch met drie zetels in de Tweede Kamer kwam werd door diezelfde Van Mierlo vervolgens het begin van de weg omhoog genoemd, maar die nul zetels waar de partij op stond zijn cruciaal in de ontwikkeling van D66.
Twijfel uit het verleden
Sinds de oprichting van D66 is er altijd wel twijfel geweest bij een deel van de achterban of een deel van de buitenwereld over de noodzaak van D66. Ook is er in het achterhoofd van velen altijd blijven spelen dat D66 een tijdelijke beweging zou zijn die op een zeker moment weer moest verdwijnen. Van der Land benoemt deze twijfel ook en laat zien dat deze twijfel cyclisch meer of minder op de voorgrond komt.
Zo wilde de partij zich in 1974 opheffen, na een dramatische periode van achteruitgang, maar kon dit niet vanwege het niet behalen van een tweederde meerderheid voor dit voorstel. De oorzaken voor de achteruitgang van toen lijken op de oorzaken van nu en ook de gekozen strategie voor het vinden van een weg omhoog lijkt op die van ruim dertig jaar geleden: terug naar onszelf en bouwen aan een stevig fundament onder de partij. Toch zijn er ook verschillen: D66 stuitert nu sneller terug uit het dal.
Nul zetels biedt kansen voor de toekomst
Sinds D66 in 2006 op nul zetels in de peilingen heeft gestaan, is D66 in feite even helemaal van de aardbodem verdwenen geweest. De partij heeft vanaf nul kunnen beginnen en na eerdere wijzigingen in de partijorganisatie is het Landelijk Bestuur de laatste jaren voortvarend aan de slag gegaan (aan de hand van Klaar voor de klim) met de verdere hervorming van D66 tot een professionele, slanke, slagvaardige partijorganisatie mét ruimte voor eenieders inbreng.
En wie de geschiedenis van D66 en de huidige politiek bekijkt, ziet vanzelf kansen voor D66. Van der Land concludeert dat de partij altijd heeft gesteund op vrijwilligers en met kleine financiële en professionele kaders heeft moeten werken. Politici als Obama hebben laten zien dat vrijwilligers juist een kracht zijn en D66 kan met veertig jaar vrijwilligerservaring hier juist zijn kracht van maken. We moeten op dit gebied een voortrekkersrol hebben en initiatieven als de nulurenvrijwilliger en Plein66 voeden de hoop dat die voorsprong er komt, is en blijft.
Het boek van Van der Land is volgens mij zeer belangrijk voor D66. De reflectie op ons verleden, zicht op wat er is gebeurd, wat goed ging, beter kon, ronduit fout is gelopen, de mogelijkheid om lessen te trekken uit het verleden; D66 heeft het in de schoot geworpen gekregen in ruim 400 pagina’s goed leesbaar proza en je ziet dat enkele lessen uit het verleden nu al door de fractie, door de partij en door vele afdelingen in de praktijk worden gebracht.
Al met al hebben de dieptepunten van D66 in de laatste jaren, de herrijzenis uit peilingen met nul zetels en de grote wijzigingen in de samenstelling van de groep actieve vrijwilligers een bijzondere situatie geschapen: een nieuwe partij met 40 jaar ervaring.