De debuutroman van Remco Campert vertelt het verhaal van twee vrienden, de pianist Mees en de dichter Boeli. Ze wandelen in het Vondelpark en komen daar het zestienjarige meisje Panda tegen. Ze zijn op slag verliefd, maar Mees is de meest doortastende en lokt haar in zijn bed. Intussen heeft Pana tweehonderd gulden gestolen van een grijsaard. Van het gestolen geld wordt een groot feest aangericht.
Diverse verhaallijnen starten als losse draadjes, maar worden uiteindleijk samengevlochten tot een mooi geheel.
Hoewel de roman wat gedateerd is wat betreft inhoud, is het verhaal ook ruim veertig jaar na de eerste verschijning zeer leesbaar. Het taalgebruik is zeer amusant met woorden als ‘vurrukkulluk’ (verrukelijk) en ‘nijslollie’ (in een ijslolly) en het hele verhaal leest als een trein. De diverse verhaallijnen maken dat je oplettend moet blijven, want grijpen soms onverwacht in elkaar.
Al met al een aanrader, zoals veel werk van Campert!